kaakchirurgie NL
Kaakchirurgie
Een introductie
Het specialisme kaakchirurgie heeft vanaf haar erkenning - midden
jaren 50 -
een grote ontwikkeling doorgemaakt. De komende tijd zal de
Vereniging voor
Mondziekten en Kaakchirurgie hierover regelmatig publiceren in
het
Nederlands Tandartsenblad. In dit nummer wordt gestart met
een
introductie.
'Het specialisme 'Mondziekten en Kaakchirurgie', zoals de naam nu
luidt,
bestaat nog maar kort. Het heeft zich ontwikkeld uit de
tandheelkunde en de
algemene heelkunde en werd op 26 juli 1956 door de NMT als
specialisme
erkend...', zo luiden de eerste inleidende zinnen in het boek
'Mond en
Kaakchirurgie in Nederland', dat werd geschreven ter gelegenheid
van het
veertig jarig bestaan van de Nederlandse Vereniging voor
Mondziekten en
Kaakchirurgie in 1996 (1). Dit boek vormt het uitgangspunt voor
de bijdragen
over kaakchirurgie in het Nederlands Tandartsenblad. De
doelstelling hiervan
is de lezer naar aanleiding van een congres, publicatie,
wetenschappelijke
bijeenkomst, cursus of patiëntencasus te informeren over één of
meerdere
aspecten van de kaakchirurgie. Hierbij worden het verleden en
eventuele
toekomstige ontwikkelingen in acht genomen zonder overigens
naar
volledigheid te willen streven. Gepoogd wordt om klinisch
relevante
onderwerpen te behandelen ter lering en motivering, inclusief
valkuilen,
voetangels en klemmen. Soms zal de bijdrage polemisch van aard
zijn om
aldus een - zij het beperkte - discussie uit te lokken, zonder
de
samenwerking tussen tandarts en kaakchirurg uit het oog te
verliezen. Aan
de hand van het eerder genoemde jubileumboek zullen in deze
bijdrage de
'roots' van de kaakchirurgie worden beschreven.
Tandmeester
De schrijvers van de eerste Nederlands medische en
tandheelkundige
geschriften waren geen tandartsen, maar 'geneesheren met een op
de
mondheelkunde gerichte belangstelling'. De praktische
tandheelkunde in die
tijd vond plaats op de markt waar 'de barbier-chirurgijn, ook wel
tandmeester
genoemd,- omgeven door tromgeroffel en nieuwsgierige blikken -
zijn kunde,
maar vooral zijn kunsten aan het volk toont'. De opleiding tot
tandmeester
had het karakter van een meestergezel-verhouding: 'al doende
leert men',
terwijl weinig van de aanwezige kennis op papier werd gezet.
Daarnaast
hadden ook de 'doktoren in de geneeskunde' de bevoegdheid
de
tandheelkunde uit te oefenen, alhoewel slechts weinigen zich
hiertoe voelden
aangetrokken wegens de lage status van de tandmeester. In 1876
wordt dr.
Th. Dentz, dubbel gekwalificeerd en zelf afkomstig uit een
oud
tandmeestersgeslacht, in Utrecht benoemd tot lector in de
tandheelkunde.
Onderwijs
Met de benoeming van Dentz werd de tandheelkundige opleiding
opgenomen
in de medische faculteit en werd een begin gemaakt met het geven
van
onderwijs in de tandheelkunde en kaakchirurgie. Aanvankelijk
behelsde dit de
extractieleer, pathologie van de mondholte en colleges over
kaakfracturen.
Het karakter van de polikliniek veranderde echter van
tandheelkundig tot
meer mondheelkundig toen in 1918 KNO-arts dr. H. de Groot tot
lector in de
ondheelkundige diagnostiek en kaakchirurgie erd benoemd. In
1932 volgde de benoeming van J.W.A. Tjebbes tot lector in
de
mondheelkunde nadat deze zijn opleiding tot chirurg had
afgebroken. Al
eerder was in 1920 tandarts J.G. Schuiringa, als eerste
vrouwelijke lector,
benoemd in de prothetische tandheelkunde, inclusief de
chirurgische
prothetiek. In 1948 startte de tweede opleiding tandheelkunde in
Groningen,
nadat een jaar eerder bij wet de tandheelkundige studie met 2
jaar werd
verlengd tot 6 jaar, zodat de medische basiskennis kon worden
verbreed.
Ook werd toen het ius promovendi(het recht om te promoveren tot
doctor)
ingevoerd. Hoofd van de afdeling Mondheelkunde en Chirurgische
Prothetiek
was de tandarts M. Hut, zijn eerste assistenten waren C. A.
Merkx, T. van
den Berg, P.M.J. Moolhuyzen en J.A. Tolmeijer.
Erkenning
Buiten de universiteitssteden Utrecht en Groningen werden de
chirurgische
behandelingen van mondholte-afwijkingen uitgevoerd door
KNO-artsen,
algemeen chirurgen en zogenoemde mondartsen. Het register van
deze
laatsten bij de Nederlands Maatschappij ter bevordering van de
geneeskunde
werd in 1955 gesloten. Na lange en moeilijke onderhandelingen van
Hut met
het hoofdbestuur van de NMT vond erkenning van het
specialisme
'mondheelkunde en chirurgische prothetiek' plaats in 1956, nadat
'de drie
pioniers' van den Berg, Moolhuyzen en Tolmeijer hadden bewezen
dat het
full-time uitoefenen van een kaakchirurgische praktijk financieel
haalbaar
was. De vestingsmogelijkheden en de vraag naar kaakchirurgische
hulp
waren tot 1983 met elkaar in evenwicht ondanks een explosieve
groei van
het aantal kaakchirurgen: van 9 kaakchirurgen in 1956 tot 150 in
1984.
Daarna werd het veel moeilijker als 'jonge klare' zich te
vestigen, terwijl de
laatste jaren sprake is van een toenemend tekort aan
kaakchirurgen, o.a.
door de eis tot dubbelkwalificatie. De plaats van de
kaakchirurgie binnen de
tandheelkunde is nagenoeg dezelfde gebleven met betrekking tot
'de
diagnostiek, preventie, conservatieve en operatieve behandeling
van
ziekteprocessen, verwondingen, fracturen, misvormingen en
vormafwijkingen
van het gebit, de mondholte, het aangezichtsskelet en de
omgevende weke
delen, inclusief de speekselklieren'. Daarnaast heeft zich
vaktechnisch een
enorme ontwikkeling voorgedaan, vooral op het gebied van de
traumatologie
, de operatieve kaakorthopaedie en de schizistherapie, de
preprothetische
chirurgie en implantologie, de oncologie, de
kaakgewrichtsproblemen en
chronische pijn op het gebied van mondziekten (2). Verder heeft
er een
ontwikkeling plaatsgevonden van de, buiten de
universiteitsklinieken
werkzame, tandarts-parodontoloog, tandarts-endodontoloog,
tandartsgnatholoog
en tandarts-implantoloog. Voor wat betreft de toekomst is
de
verwachting dat het specialisme zich verder zal ontwikkelen in de
richting van
de zogenaamde Cranio-Maxillofaciale Chirurgie, waaronder met name
de
reconstructieve chirurgie valt (3). Dit is mede mogelijk gemaakt
door de
dubbelkwalificatie, een opleidingseis die in Utrecht al van het
begin af aan
heeft bestaan (4).
Met dank overgenomen uit het Nederlands Tandartsenblad nr. 4,
25
februari 2000.
In 2009 waren er 179 kaakchirurgen ingeschreven bij de NMT (Nederlandse maatschappij ter bevordering van de tandheelkunde)